10 november 2021 – Toen we hier in september aankwamen, voelde het een beetje alsof we de eerste lichting nieuwe expats waren. Een inreisverbod (nog ingesteld door Trump), had de instroom de afgelopen maanden wat beperkt. Events waren al een tijdje niet gehouden en iedereen werkte, nog meer dan in Nederland, grotendeels vanuit huis. Ook de niet-expats, die tijdens de pandemie geregeld buiten de stad waren gaan wonen. Natuurlijk had dit invloed op hoe gezellig onze eerste weken waren. Waar Jasper in Nederland vertelde over groepen internationals die van alles samen ondernamen, zoals weekendtrips door Europa, bleef het voor ons (offline) een beetje stil. De internationals die we spraken, zaten hier vaak al een tijdje. En die zeiden opvallend vaak hetzelfde.
“Een paar jaar is vrij kort, misschien wil je wel blijven”, zegt een Nederlander die we net hebben ontmoet. We zijn op een Nederlanders in New York-event. Ik keek de tafel rond, en inderdaad: allemaal zaten ze hier al zo’n zeven jaar. De consensus was dan ook: als je hier een tijdje zit, dan wil je echt niet meer weg. Tijdens een wandeling in het park de volgende dag, besprak ik deze opmerking met Jasper. “Wat denk jij?”, vraag ik voorzichtig. “Ik denk eigenlijk dat ik het straks weer prima vind om naar Nederland te gaan” Jasper dacht hetzelfde. We besloten dit gesprek maar regelmatig te blijven voeren.
Dan bij de kapper vorige week. Alle medewerkers waren Albanees. Ook Lana die mijn haren (nogal) blond (!) verfde. Ook zij woonde hier inmiddels zeven jaar en was niet van plan nog terug te gaan naar Europa. “Na ongeveer een jaar voel je je wel thuis. Je hebt wat vrienden, misschien werk en een fijn huis. Je gaat je afvragen of je dat weer overhoop wil halen.” Oftewel: weer een opmerking met dezelfde strekking.
Ook vriendin C. had langer willen blijven. Ze is deze week op bezoek. C. zat letterlijk op een van de eerste vluchten met passagiers met een tijdelijk of toeristenvisum. In 2015 woonde ze met haar man een jaar in New York en ze vindt het heerlijk om er weer te zijn. We wandelen samen door mijn buurtje richting het Central Park. “Ik ga zo verdrietig zijn als ik weer naar huis ga”, zegt ze. Ze vond de periode hier achteraf niet lang genoeg. “Ik was hier maar een jaar, echt te kort.”
Door deze opmerkingen worden we natuurlijk aangezet om (alvast) na te denken over wat we straks willen. Want inderdaad, ik ga me hier steeds meer thuis voelen. Ik ken mijn buurt inmiddels aardig, leer steeds meer mensen kennen en vind het heerlijk om in het weekend samen met Jasper de stad te verkennen. Dat ik het überhaupt als een optie overweeg om langer te blijven, vind ik trouwens bijzonder. Voordat ik wegging was ik vrij stellig. Twintig maanden, veel leuke dingen doen en hoppa: weer naar huis.
Maar je leven overhoop halen, daar kan ik mij nu iets meer bij voorstellen. Je huis inpakken, het vinden van weer een nieuw huis en een nieuwe plek leren kennen. Het kost wat moeite. Aan de andere kant, zou het richting Nederland iets makkelijker moeten zijn. Zo zullen de Gamma, Karwei en Ikea in Nederland er dan nog wel zijn en hebben we onze telefoonnummers, rijbewijzen en bankrekeningnummers nog (om maar wat te noemen). Toch is het echt niet heel makkelijk, drukte de coach die ik sprak me al op het hart. Je bent gewoon gewend geraakt aan dit leven, maar ook aan een andere cultuur. Dus ook als je teruggaat naar het land waar je bent geboren, moet je wennen. Als je dit interessant vindt: zoek dan maar eens naar ‘reverse culture shock’ op YouTube.
Als ik iemand ongerust heb gemaakt met deze blog, excuses. Want of ik nu ook echt denk dat we straks gaan bijtekenen? Ik neig nog steeds naar nee. Ik verwacht dat we na twintig maanden de boel weer inpakken en terugvliegen naar Nederland. Maar of het zo makkelijk gaat worden als ik van tevoren dacht? Dat denk ik niet.